Recent verscheen een artikel in De Tijd over het mobiliteitsbudget. Hieruit bleek dat veel werkgevers nog onvoldoende op de hoogte zijn van de aankomende verplichting: vanaf 1 januari 2026 zouden werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen de mogelijkheid moeten krijgen om te kiezen voor een groener alternatief, zoals een milieuvriendelijke wagen, een elektrische fiets, deelmobiliteit of een openbaar vervoer abonnement. Onder bepaalde voorwaarden kan zelfs de terugbetaling van huur of woonkrediet via dit budget worden gefinancierd.
Hoewel het wetgevend kader nog niet volledig is uitgewerkt, staat vast dat bedrijven die vandaag bedrijfswagens aanbieden, vanaf 2026 hun werknemers moeten informeren en een keuzeoptie moeten voorzien. Uit bevragingen van HR-dienstverleners blijkt dat veel werkgevers hier nog onvoldoende op voorbereid zijn, waardoor de implementatie administratief uitdagend kan zijn. Dit artikel onderzoekt het mobiliteitsbudget vanuit juridisch, fiscaal en praktisch perspectief, met bijzondere aandacht voor duurzame mobiliteitsopties en de organisatorische voorbereiding door werkgevers.
Het mobiliteitsbudget werd ingevoerd bij de Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget (BS 29 maart 2019). Het geeft werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen de mogelijkheid om deze in te ruilen voor een budget dat zij vrij kunnen besteden aan duurzame alternatieven.
Toepassingsgebied
Het budget is toegankelijk voor alle werkgevers, zowel in de private als in de publieke sector, en voor alle werknemers die in ondergeschikt verband tewerkgesteld zijn, ongeacht het type arbeidsovereenkomst. Zelfstandigen zijn uitdrukkelijk uitgesloten van het systeem. Tot eind 2025 blijft de keuze voor het mobiliteitsbudget een vrijwillige optie, maar vanaf 2026 wordt het voorzien als een verplicht alternatief voor wie recht heeft op een bedrijfswagen.
Sociale en fiscale behandeling
Het mobiliteitsbudget valt niet onder het RSZ-loonbegrip, zodat geen gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn op het voordeel. Indien de werknemer kiest voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen in het kader van pijler één, dan geldt dezelfde sociale behandeling als bij een klassieke bedrijfswagen en is de werkgever een CO₂-bijdrage verschuldigd op basis van uitstoot en brandstoftype. Indien de werknemer kiest voor duurzame vervoermiddelen in pijler twee, is het volledige bedrag vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen. Het gedeelte dat aan het einde van het jaar niet werd gebruikt en in het kader van pijler drie wordt uitbetaald, is onderworpen aan een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07 procent. Deze bijzondere bijdrage levert de werknemer bijkomende sociale zekerheidsrechten op inzake ziekte, werkloosheid en pensioen, maar niet voor jaarlijkse vakantie.
Budgetgrenzen
Het mobiliteitsbudget moet minimaal 3.000 euro per jaar bedragen. Het mag maximaal één vijfde van het brutoloon van de werknemer zijn, zonder de absolute bovengrens van 16.000 euro per jaar te overschrijden. De omvang van het budget stemt overeen met de totale kost van de wagen voor de werkgever, de zogenaamde Total Cost of Ownership (TCO).
Verplichting vanaf 2026: keuzeoptie voor werknemers
Het is belangrijk te benadrukken dat de wet werkgevers niet verplicht om alle bestaande vervuilende bedrijfswagens te vervangen door een elektrische wagen of ander milieuvriendelijk alternatief. De kern van de verplichting vanaf 1 januari 2026 is dat elke werkgever die een werknemer een bedrijfswagen aanbiedt, ook de mogelijkheid van het mobiliteitsbudget moet voorzien. De werknemer krijgt dus een keuze: ofwel behoudt hij de bedrijfswagen, ofwel kiest hij voor het mobiliteitsbudget, dat vanaf 2026 enkel nog een emissievrije wagen kan omvatten in pijler 1. Concreet betekent dit dat werkgevers hun wagenpark niet volledig hoeven te “vergroenen” tegen 2026, maar wel hun beleid en arbeidsreglement moeten aanpassen zodat werknemers steeds een duurzaam alternatief krijgen aangeboden.
Het mobiliteitsbudget kan door de werknemer besteed worden binnen drie pijlers. De eerste pijler omvat de milieuvriendelijke bedrijfswagen. Volgens de wet wordt hieronder verstaan een volledig elektrische wagen of een voertuig dat cumulatief voldoet aan vier voorwaarden. Ten eerste mag de CO₂-uitstoot niet hoger liggen dan 105 g/km. Ten tweede moet de emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen minstens gelijk zijn aan de norm die geldt voor nieuwe voertuigen op het moment van de aanvraag, behoudens uitzondering voor einde reeksen, of aan een latere norm. Ten derde moet in het geval van een plug-inhybride de elektrische batterij een minimale capaciteit hebben van 0,5 kWh per 100 kilogram wagengewicht. Ten vierde mogen deze waarden ten minste niet lager zijn dan die van het voertuig dat door de werknemer wordt ingeruild. Vanaf 1 januari 2026 wordt bovendien vereist dat de wagen volledig emissievrij is.
De tweede pijler omvat de uitgaven voor duurzame mobiliteitsoplossingen. Hieronder vallen onder meer de aanschaf en het gebruik van fietsen, elektrische fietsen, steps en de bijhorende beschermings- en zichtbaarheidstoebehoren. Ook de kosten voor openbaar vervoer, inclusief abonnementen voor gezinsleden, kunnen hiermee worden gefinancierd, evenals collectief vervoer en deelmobiliteit zoals carpooling en deelauto’s. Daarnaast komen kilometervergoedingen voor woon-werkverplaatsingen te voet of met de fiets in aanmerking. Verder kan het mobiliteitsbudget worden aangewend voor huisvestingskosten, op voorwaarde dat de woning zich binnen een straal van tien kilometer van de werkplaats bevindt.
De derde pijler betreft de contante uitbetaling van het saldo dat op het einde van het kalenderjaar niet werd gebruikt. Dit saldo wordt uitbetaald samen met het loon van de eerste maand van het daaropvolgende jaar en is onderworpen aan de bijzondere bijdrage van 38,07 procent. Hoewel dit bedrag aan sociale zekerheid wordt onderworpen, levert het geen recht op in het kader van jaarlijkse vakantie.
Om het mobiliteitsbudget correct in te voeren, moeten werkgevers enkele praktische stappen nemen, zoals het aanpassen van het arbeidsreglement.
Voor ondersteuning bij de implementatie en administratieve verwerking kan B&R werkgevers bijstaan.