Vanaf 1 januari 2027 moeten alle Belgische bedrijven een systeem invoeren waarmee werknemers hun gewerkte uren registreren. Dat heeft de federale regering beslist in de marge van de begrotingsgesprekken. Een klassieke prikklok zou daarbij niet verplicht zijn; digitale systemen, apps of timesheets zijn ook toegestaan, zolang het systeem objectief, betrouwbaar en toegankelijk is.
HR-analyse wijst uit dat tijdsregistratie nu vooral bij grotere bedrijven gebruikelijk is. Het is voornamelijk bij kleine ondernemingen met minder dan 10 medewerkers die in ruim 90% van de gevallen nog niet registreren.
De maatregel leidt alleszins tot politieke en juridische vragen. Politiek rijst de vraag waarom België deze algemene tijdsregistratie überhaupt wil invoeren, juist nu flexibiliteit, deregulering en concurrentiekracht centraal staan in een moeilijke economische context.
Juridisch is de kernvraag: op welke grond wil de federale regering dit invoeren? De pers verwijst naar ‘Europese regelgeving’, maar formeel bestaat er geen Europese wet die tijdsregistratie oplegt. Wel bevestigden recente arresten van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg (2019 en eind 2024) de basisregels van de Arbeidstijdrichtlijn van 2003 over maximale arbeidsduur en rusttijden. Daaruit leidt het Hof een afgeleide verplichting af om de arbeidstijd te kunnen meten voor elke werknemer, op grond van het algemene streefdoel van “de bescherming van de levens- en arbeidsomstandigheden”.
In Nederland alleszins bestaat reeds een gelijkaardig systeem. Daar verplicht de Arbeidstijdenwet de tijdsregistratie georganiseerd zonder een klassieke prikklok. Werkgevers registreren arbeidstijden, pauzes en rustperiodes via digitale systemen, apps of andere betrouwbare methodes, zolang de gegevens bij een controle kunnen worden overlegd. Mogelijkheden zijn digitale prikklok-apps, QR-code systemen, cloud-based platforms of traditionele prikklokken.